De Avalon Methodiek en academische klassieke rijkunst zijn gebaseerd op de kennis van de grootmeesters die tot ver in onze tijd teruggaat zoals Xenophon, Pluvinel, Guérinière. Recentere grootmeesters zijn Steinbrecht en Egon von Neindorf.
Avalon Methodiek heeft als doel de waardevolle kennis van deze historische rijkunst te laten herleven. De paardenwereld heeft een nieuwe en frisse blik nodig op het trainen van paarden, de nieuwe school. De trainingen moeten voldoen aan de welzijnswensen van deze tijd. Om paarden diervriendelijk te trainen en het als leidraad te gebruiken in onze huidige omgang met paarden en manier van rijden. Avalon met Angela Remie als grondlegger is die nieuwe school. Avalon is de vertaler van de oude kennis van de meesters naar onze tijd.
SAMEN ZIJN met paarden en trainen van het paard. Avalon leerling traint en rijdt het paard vanuit het centrum van het lichaam. Souplesse en beheersing van lichaam en geest vormen het uitgangspunt. Hierbij wordt altijd rekening gehouden met de natuur van het paard. De gymnastiserende oefeningen zijn logisch opgebouwd waarbij de focus in eerste instantie ligt op het rechtrichten van het paard. Door de grondige en doordachte basistraining worden ruiter en paard partners die samenwerken in harmonie. Hiermee ontwikkelen zowel ruiter als paard zichzelf tot een niveau dat voor beide haalbaar is. Dit is waar de kunst begint…
Het paard kan uiteindelijk eenhandig worden gereden, beheerst alle zijgangen, de pirouette en het van hand veranderen in alle drie de gangen en moet de beginselen kunnen laten zien van de verzameling.
In de tijd dat paarden ingezet werden op het slagveld was het letterlijk van levensbelang dat er harmonie tussen paard en ruiter was om grote prestaties te leveren tijdens de strijd. Het paard moest snel, wendbaar, buigzaam en gehoorzaam zijn. Anders overleefde men het niet.
Vanuit deze achtergrond is een methode tot stand gekomen om de paarden voor dit doeleind zorgvuldig te scholen, zodat onder alle omstandigheden het paard beheerst zijn ruiter kon blijven dragen. Later toen de koningen en adel niet meer voorop gingen in de strijd en zich achter de gevechtslinie verplaatsten werd deze strijdkunst (o.a Pluvinel) ontwikkeld tot rijkunst (o.a. Guérinière).
Dressuur voor het paard. Het fundament van de Avalon Methodiek en Academische Rijkunst is goede basistraining volgens het principe ‘eerst denken, dan doen’. De opleiding van het paard start vaak met grondwerk, werken aan de hand en longeren aan de kaptoom. Gedurende de trainingen komt naar voren of het paard een juiste hoofd-hals houding en correct gebruik van de rug heeft. Afhankelijk daarvan wordt besloten met welke optoming het paard verder wordt getraind. Dit kan inhouden dat het gebruik van een stang, kandare (bit) geadviseerd wordt of juist bitloos. Het bit heeft slechts tot doel het juist plaatsen van de onderkaak en het verlengen van de nek. Gedurende de training werk je toe naar het rijden van zijgangen, (halve) pirouettes, vliegende wissels, piaffe en passage.
Uiteindelijk rijdt de ruiter deze oefeningen enkelhandig in alle gangen. Ze vormen het fundament voor de uiteindelijke ware kunst: de hoge school dressuur.
De filosofie is dat de dressuur is ontwikkeld voor het paard, in plaats van dat het paard is gemaakt voor de dressuur. Deze opleidingsmethode is geschikt voor alle rassen en ruiters, ongeacht hun leeftijd, mogelijkheden of gekozen discipline.
Trainingsopbouw
De essentie van de Avalon Methodiek en Academische Rijkunst is VERZAMELING en gecontroleerde verruiming. Een paard kan zich alleen correct verzamelen en eventueel verruimen als hij zichzelf kan dragen terwijl hij beweegt in mentale en fysieke ontspanning, vanuit een juiste aanspanning.
Het basisprincipe van verzameling is het paard met een gestretchte bovenlijn te werken, zodat het leert te zoeken naar een voorwaarts-neerwaarts contact met het de hand. Door het paard te leren de zachte ruiterhand te volgen en te ontspannen, bereiken we het positieve effect dat het paard zijn rug begint te liften op de plek waar de ruiter zit.
Halt in verzameling (schoolhalt) Het is een vergeten oefening die door de grootmeesters gebruikt werd om direct de draagkracht van de achterhand te ontwikkelen. Deze oefening is van essentieel belang om het zwaartepunt te verplaatsen naar de achterhand, het bekken te kantelen en de gewrichten te buigen. Deze oefening is opgebouwd uit meerdere facetten van basis halthouden tot de uiteindelijk correcte halt in verzameling.
Buiging. Eerst wordt er met het paard in buiging gewerkt op een cirkel, op zowel de linker- als de rechterhand zodat beide zijden zich gelijk ontwikkelen. Zodra het paard de ruiter begrijpt en in de goede richting begint te denken, is het tijd om de aandacht op de achterhand te richten en draagkracht te ontwikkelen. Met het achterliggende doel om de natuurlijke houding van het paard, die voornamelijk op de voorhand draagt, te verplaatsen naar de sterkere, dragende achterhand.
Dit begint met aanleren van de zijgangen met als eerste oefening de schouderbinnenwaarts.
Bij alle oefeningen geldt dat het effect van de zit van de ruiter en de begeleiding van de schouders van het paard tussen de teugels begrijpelijk wordt gemaakt. Hiermee leert het paard zijn gewicht met de achterbenen te dragen en zijn rugspieren correcte gebruiken.
Schouderbinnenwaarts. In de schouderbinnenwaarts leert het paard om met het binnenachterbeen naar het zwaartepunt te bewegen. Dit leert het paard om te dragen met het binnenachterbeen en zijn schouders te liften.
Travers. De travers oefening wordt gebruikt om het paard te leren dragen met zijn buitenachterbeen. In de travers leert het paard op de hulpen en zit van de ruiter te reageren met zijn achterhand.
Schouderbinnenwaarts, Travers en “4” achterbenen. Met de Schouderbinnenwaarts en de Travers kan de ruiter “4” achterbenen trainen:
Het rechterachterbeen als binnenachterbeen
Het rechterachterbeen als buitenachterbeen
Het linkerachterbeen als binnenachterbeen
Het linkerachterbeen als buitenachterbeen
Renvers. De renvers vormt het vervolg op de travers, op het werk met de achterhand naar binnen geplaatst. Hiermee komt het paard nog beter in balans en is een voorbereidende oefening voor de galopwissels. Bij de renvers is de holle zijde van het paard aan de rijbaanwand. De achterhand blijft nu bij de wand en de voorhand is van de wand af. Deze oefening geeft de ruiter de mogelijkheid om het dragen van de achterbenen te controleren, met de werkelijke schoudervrijheid van het paard.
Appuyement. Bij deze oefening beweegt het paard zich over een diagonale lijn met stelling en buiging naar de zijde van de looprichting. Als het paard zich naar links beweegt is de buiging ook links en andersom. Het paard beweegt zich in een zijwaartse beweging voort. Beide achterbenen treden om en om onder het zwaartepunt.
Pirouette. De pirouette is hetzelfde als de travers, maar dan op een kleine cirkel. Alle zijgangen, pirouettes en ook de wissels worden uiteindelijk in verzamelde, geschoolde galop gereden.
Piaffe. Als beide achterbenen even sterk zijn vragen we van het paard om beide achterbenen meer te buigen en het bekken te kantelen. We krijgen controle op de duwende beweging van het achterbeen en vragen het paard het achterbeen meer en meer richting het zwaartepunt te plaatsen en daardoor te dragen in een langzamer tempo, maar met meer energie en tact. Het stelt de ruiter in staat te controleren of de draagkracht op beide achterbenen gelijk is.
Passage. De passage is de Schwung in de ruggenwervel. Bij de passage is naast draagkracht ook de stuwkracht als activiteit in de achterhand aanwezig. Het paard beweegt daarbij voorwaarts-opwaarts. Met de passage kan je laten zien dat je paard een enorme kracht heeft op lage snelheid. Het is als het ware een verheven drafbeweging met een lang zweefmoment.
De scholing boven de aarde. De scholing boven de aarde vormt de bekroning en het hoogtepunt van de rijkunst.
Levade. De levade vertegenwoordigt de maximale ontwikkeling van de draagkracht. Het paard balanceert op beide achterbenen met hetzelfde dragende vermogen en buiging van de gewrichten, met de voorhand verheven en zo laag mogelijk boven de grond. Het paard moet te allen tijde de overgang voorwaarts kunnen maken uit de levade.
Terre à Terre. In deze oefening plaatst het paard beide voorhoeven samen op de grond en springt daar met beide achterhoeven achteraan om vervolgens weer met twee voorhoeven tegelijk te liften, etc.
Courbette. In de courbette wordt de voorhand in de lucht gehouden en op de achterbenen springt het paard één of meerdere sprongen voorwaarts.
Croupade. Bij de croupade houdt het paard de voorhand in de lucht, maakt een horizontale sprong in de lucht en trekt het de achterbenen onder de buik terwijl het in de lucht is.
Ballotade. De ballotade is zoals een croupade terwijl nu de achterbenen meer achter het lichaam worden gehouden, alsof het paard zou gaan slaan.
Capriool. De capriool is een sprong in de lucht met alle vier de benen waarbij de achterbenen sterk uitslaan recht naar achter.
De landing. Bij alle hogeschoolsprongen is een correcte landing het allerbelangrijkste!